4.1 Geld

 0    32 fiche    w464jhbkjf
laste ned mp3 Skriv ut spille sjekk deg selv
 
spørsmålet svaret
zdać sobie sprawę
begynn å lære
beseffen
Ik besef dat ik ouder word. Ik heb een bril nodig om te lezen.
banknot
begynn å lære
het biljet
Ik heb een biljet van €50,- in mijn portemonnee.
dziedzictwo
begynn å lære
de erfenis
De familieleden krijgen allemaal een deel van de erfenis.
wydarzenie
begynn å lære
de gebeurtenis
De geboorte van een kind is een bijzondere gebeurtenis.
kanał
begynn å lære
de gracht
In de zomer varen veel boten op de grachten in Amsterdam.
W międzyczasie
begynn å lære
inmiddels
Ik volg een cursus en inmiddels spreek ik goed Nederlands.
(wypłacić pieniądze
begynn å lære
(geld) opnemen
Ik heb €100,- opgenomen bij de geldautomaat.
rozboje
begynn å lære
overvallen
Twee mannen met wapens hebben de bank overvallen.
mieć dość)
begynn å lære
balen (van)
Ahmet heeft zijn rijexamen niet gehaald. Hij baalt onzettend!
biuro, biurko
begynn å lære
het bureau
Els werkt op een politiebureau.
koperta
begynn å lære
de envelop
De Belastingdienst verstuurt brieven in een blauwe envelop.
będzie dobrze
begynn å lære
goedkomen
Maak je geen zorgen. Alles komt goed.
świetny
begynn å lære
hartstikke
Ik ben hartstikke blij met mijn nieuwe fiets!
stracić
begynn å lære
kwijtraken
Ik ben mijn handschoenen in de trein kwijtgeraakt.
(przelać pieniądze
begynn å lære
(geld) overmaken
Het geld kunt u overmaken naar dit rekeningnummer.
zapisać
begynn å lære
noteren
U kunt op dit formulier uw gegevens noteren.
nieszczęśliwy
begynn å lære
pech hebben
Tim heeft pech vandaag. Hij heeft de bus en de trein gemist en zijn koffie is op de grond gevallen.
czuć się winnym
begynn å lære
zich schuldig voelen
Ik voel me schuldig als ik een fout maak op mijn werk.
prowizja
begynn å lære
de rente
Je moet rente betalen als je geld leent.
zaskoczony
begynn å lære
verbaasd
Ik ben verbaasd dat het al zo laat is. We moeten snel naar huis.
akcja
begynn å lære
de actie
De supermarkt heeft een leuke actie! Je kunt sparen voor pannen.
skąpy
begynn å lære
gierig
Bas is gierig, want hij betaalt nooit iets voor zijn vrienden.
dobroczynność
begynn å lære
het goede doel
Sanne geeft elke maand geld aan goede doelen zoals Unicef.
hojny
begynn å lære
gul
Mijn oom is heel gul. Hij geeft vaak cadeautjes.
zebrać
begynn å lære
inzamelen
Emma zamelt geld in voor de Dierenbescherming.
los, losy
begynn å lære
het lot, de loten
Ik koop af en toe een lot voor de loterij, maar ik win nooit iets.
Panna młoda
begynn å lære
de bruid
De bruid draagt een prachtige witte jurk.
Pan młody
begynn å lære
de bruidegom
De bruidegom draagt een grijs pak met een groene stropdas.
wesele
begynn å lære
de bruiloft
Marisol en Carlos gaan trouwen! Volgend jaar is de bruiloft.
w gotówce
begynn å lære
contant
Wilt u pinnen of contant betalen?
częstować
begynn å lære
trakteren (op)
Naima trakteert haar beste vriendin op een ijsje.
kieszonkowe
begynn å lære
het zakgeld
De zoon van Nina en Felix krijgt elke week één euro zakgeld.

Du må logge inn for å legge inn en kommentar.