1.
kruis
Het kruis is overgebracht naar de kerk.
Velen dragen hun kruis blijmoedig.
Iemand heeft het lichaam van het kruis gestolen.
Dutch ord "çapraz"(kruis) skjer i sett:
Felemenkçede Şekillerin isimlerivormen namen in het Turks2.
oversteken
Men zag mij de straat oversteken.
Ik zou de oceaan oversteken, alleen om uw glimlach terug te zien.